Bedrijven staan onder steeds grotere druk om aan te tonen dat hun duurzaamheidsstrategieën meetbare impact hebben. Een van de meest strategische keuzes waar ze voor staan, is hoe ze ecosystemen moeten herstellen. Moeten projecten gekoppeld worden aan CO2-certificering of moeten ze zich richten op niet-gecertificeerde initiatieven? Nu de Richtlijn inzake duurzaamheidsrapportage van bedrijven (CSRD) de openbaarmakingsvereisten in heel Europa hervormt, is deze beslissing een kwestie van geloofwaardigheid en naleving geworden, met directe gevolgen voor de langetermijnstrategie. Dit artikel helpt je te begrijpen wanneer je moet kiezen voor gecertificeerde versus niet-gecertificeerde projecten en hoe elke optie past binnen het CSRD-kader.
Het landschap begrijpen
Initiatieven voor het herstel van ecosystemen kunnen op twee manieren worden aangepakt, elk met zijn eigen voordelen en implicaties voor bedrijven.
Gecertificeerde projecten worden ontwikkeld volgens erkende normen van derden, zoals Gold Standard, Plan Vivo of Verra’s Verified Carbon Standard (VCS). Ze volgen vastgestelde methodologieën, ondergaan onafhankelijke validatie en verificatie en genereren koolstofkredieten die verhandeld of ingetrokken kunnen worden. Deze kredieten vertegenwoordigen geverifieerde emissiereducties of -verwijderingen, waardoor gecertificeerde projecten bijzonder waardevol zijn voor bedrijven die erkende, rapporteerbare resultaten nodig hebben binnen de wettelijke of vrijwillige koolstofmarkten.
Niet-gecertificeerde projecten worden uitgevoerd zonder formele certificering voor koolstofkredieten aan te vragen. Ze kunnen nog steeds sterke monitoringpraktijken omvatten en aanzienlijke ecologische en sociale voordelen opleveren, maar ze volgen niet de methodologieën die vereist zijn voor het uitgeven van koolstofkredieten. Hoewel deze projecten geen overdraagbare kredieten kunnen genereren, kunnen ze de lokale impact versterken, het vertrouwen van belanghebbenden opbouwen en de betrokkenheid bij biodiversiteit en de lokale gemeenschap aantonen.
Niet-gecertificeerde projecten voor het herstel van ecosystemen
Wanneer moet je kiezen voor niet-gecertificeerde projecten?
Niet-gecertificeerde herstelprojecten zijn de juiste keuze voor bedrijven die hun milieubewustzijn willen tonen zonder de rompslomp van formele CO2-creditboekhouding. Ze zijn met name effectief voor het creëren van zichtbare programma’s die werknemers en stakeholders betrekken, en tegelijkertijd de reputatie van het bedrijf als verantwoordelijk en toekomstgericht versterken. Door het tijdrovende certificeringsproces te vermijden, kunnen bedrijven snel handelen en de kosten beheersen door de kosten voor validatie, verificatie, registratie en audits te omzeilen.
Deze aanpak is het meest geschikt wanneer de primaire doelstelling marketing, MVO, werkgeversimago, relaties met belanghebbenden, herstel van biodiversiteit of het levensonderhoud van de lokale gemeenschap is, in plaats van formele compensatie. Het is ook relevant wanneer budgetten beperkt zijn, aangezien certificering onbetaalbaar kan zijn voor kleine tot middelgrote projecten. Niet-gecertificeerde projecten bieden snelheid en flexibiliteit, waardoor bedrijven herstelprojecten snel of op een flexibele manier kunnen uitvoeren zonder vast te zitten aan rigide methodologieën en meerjarige verificatiecycli.
De beperking is dat niet-gecertificeerde projecten geen door derden geverifieerde CO2-credits kunnen genereren of verhandelbare claims voor netto-emissiecompensatie kunnen onderbouwen. Dit betekent dat belanghebbenden de resultaten mogelijk met meer scepsis zullen bekijken, tenzij er transparante monitoring, rapportage en onafhankelijke controles worden geboden. Voor bedrijven die waarde hechten aan flexibiliteit, transparantie en impact, kunnen niet-gecertificeerde projecten echter een krachtige manier zijn om herstel te integreren in bredere duurzaamheidsstrategieën.
De Go Forest-aanpak
Zelfs zonder formele certificering kunnen hoogwaardige, niet-gecertificeerde projecten geloofwaardigheid verwerven wanneer ze gebaseerd zijn op gedegen onderzoek en transparante monitoring. Bij Go Forest omvat het onderzoek ecologische indicatoren, kwekerijpraktijken, operationele procedures, voordelen voor de gemeenschap, landeigendom, plantmethoden en interne structuren. De projecten worden ook ter plaatse bezocht om de praktijken te controleren en ervoor te zorgen dat de herstelwerkzaamheden volgens plan worden uitgevoerd. Dit garandeert dat elk project wordt beoordeeld op ecologische resultaten, met een sterke nadruk op het belang van de lokale gemeenschappen. Deze gemeenschappen profiteren direct van werkgelegenheid en een verbeterde levensstandaard, wat naast ecologisch herstel ook een sociale impact op de lange termijn creëert.
De monitoring wordt gegarandeerd door onze lokale partners, die de voortgang direct in het veld volgen. Vanaf 2026 voegt Go Forest een extra controle toe met geavanceerde remote sensing-instrumenten, die duidelijk bewijs leveren van de herstelresultaten en belanghebbenden vertrouwen geven in de uitkomsten. Door lokale expertise te combineren met technologische verificatie wordt de prestatie nauwkeurig en transparant bijgehouden.
Om extra zekerheid te bieden, biedt Go Forest het Guarantree-label aan, een betrouwbaar certificaat voor bedrijven die investeren in natuurherstel. Het label bevestigt dat elke bijdrage leidt tot meetbaar ecologisch herstel en een positieve impact op het milieu op de lange termijn. De validatie wordt uitgevoerd door Vinçotte, een toonaangevende inspectie- en certificeringsinstantie, wat garant staat voor maximale transparantie en geloofwaardigheid.
Door een grondige due diligence, gegarandeerde monitoring, geavanceerde remote sensing-controles en het Guarantree-label te integreren, biedt Go Forest bedrijven de zekerheid dat hun niet-gecertificeerde projecten voldoen aan hoge kwaliteits- en betrouwbaarheidsnormen. Deze aanpak zorgt ervoor dat herstelprojecten ecologisch verantwoord zijn, de lokale economie ondersteunen en financieel toegankelijk zijn.
CSRD-rapportage voor niet-gecertificeerde projecten
Restauratieprojecten die niet gecertificeerd zijn, kunnen onder de CSRD worden gerapporteerd, mits ze correct en transparant worden beschreven. De CSRD legt de wettelijke verplichting tot rapportage vast, terwijl de Europese standaarden voor duurzaamheidsrapportage (ESRS) het kader bieden voor hoe die rapportage moet plaatsvinden. Voor niet-gecertificeerde projecten zijn de meest relevante standaarden ESRS E4 over biodiversiteit en ecosystemen, ESRS E1 over klimaatverandering, ESRS S3 over getroffen gemeenschappen en ESRS 2 over algemene openbaarmaking.
Onder ESRS E1 kunnen niet-gecertificeerde projecten worden gerapporteerd als gefinancierde klimaatmitigerende acties, mits bedrijven de onzekerheid en het ontbreken van certificering duidelijk toelichten. Ze mogen niet worden gepresenteerd als koolstofcompensatie, afgetrokken van Scope 1-, 2- of 3-emissies of gebruikt om een netto-nulstatus te claimen. Eventuele geschatte koolstofimpacten mogen alleen worden vermeld als indicatieve, niet-geverifieerde waarden, met een duidelijke uitleg van hun beperkingen. De toelichting moet de doelstellingen van het project, het geschatte koolstofvastleggingspotentieel, de monitoringaanpak, de bijdrage aan transitieplannen of klimaatstrategie en eventuele intentie tot toekomstige certificering beschrijven.
Onder ESRS E4 zijn niet-gecertificeerde projecten bijzonder relevant, omdat ze zich richten op de aantasting van ecosystemen, het herstellen van habitats, het bevorderen van biodiversiteit of het bijdragen aan natuurbehoud. Bedrijven moeten openbaar maken waar projecten worden uitgevoerd, wat de biodiversiteitsdoelstellingen zijn, hoe belanghebbenden en de lokale gemeenschap worden betrokken, welke waarborgen er zijn en welke resultaten meetbaar zijn. Dit is vaak het sterkste punt voor niet-gecertificeerde herstelprojecten, omdat ESRS E4 de nadruk legt op een positieve impact op ecosystemen en maatschappelijke voordelen, in plaats van op de uitgifte van CO2-credits.
Volgens ESRS S3 moeten niet-gecertificeerde herstelprojecten worden gerapporteerd wanneer ze een positieve impact hebben op de getroffen gemeenschappen. Zelfs wanneer projecten buiten jouw operationele gebied plaatsvinden, worden gemeenschappen die profiteren van ecosysteemherstel beschouwd als “getroffen gemeenschappen” vanwege de bijdrage aan hun levensonderhoud en lokale omgeving. Bedrijven moeten openbaar maken hoe projecten van invloed zijn op gemeenschappen, inclusief werkgelegenheid, participatieprocessen, toegang tot middelen en initiatieven voor capaciteitsopbouw. Als herstelprojecten een zinvolle investering vertegenwoordigen en substantiële voordelen voor de gemeenschap opleveren, moeten ze transparant worden gerapporteerd volgens ESRS S3, waarbij wordt aangetoond hoe milieumaatregelen positieve sociale resultaten opleveren voor de betrokken gemeenschappen.
ESRS 2 biedt het overkoepelende kader voor strategie, governance en due diligence. Niet-gecertificeerde projecten kunnen worden gerapporteerd als onderdeel van het bedrijfsmodel en de MVO-strategie van een onderneming, als materiële impact, risico’s en kansen indien natuurverlies of klimaatverandering relevant zijn, en binnen governance-rapportages om aan te tonen hoe beslissingen over de financiering van natuurprojecten worden genomen. De due diligence, monitoring, betrokkenheid van de lokale gemeenschap en waarborgen van Go Forest kunnen hierin worden opgenomen, waardoor het project wordt gelegitimeerd binnen de duurzaamheidsgovernance van het bedrijf.
In de praktijk kunnen en moeten niet-gecertificeerde projecten wel onder CSRD worden gemeld, maar ze moeten worden gepresenteerd als gefinancierde mitigatie- of biodiversiteitsacties in plaats van als gecertificeerde compensaties, emissiereducties of claims van koolstofneutraliteit. Transparantie is essentieel. Alle geschatte koolstofeffecten moeten worden gerapporteerd als indicatieve, niet-geverifieerde waarden, met een duidelijke vermelding van onzekerheidsmarges, beperkingen in de monitoring en de afwezigheid van certificering door derden. Bedrijven moeten open communiceren over de aard en omvang van de activiteiten, de toegepaste monitoring- en verificatiemethoden, de beoogde klimaateffecten en de sociale voordelen voor lokale gemeenschappen. Op die manier tonen ze verantwoordingsplicht aan en zorgen ze ervoor dat hun rapportage aansluit bij het ESRS-raamwerk.
Gecertificeerde projecten voor het herstel van ecosystemen
Wanneer moet je kiezen voor gecertificeerde projecten?
Gecertificeerde projecten zijn essentieel wanneer bedrijven met geloofwaardige onderbouwing claims willen maken over CO2-neutraliteit of netto nuluitstoot. Certificering is ook onmisbaar voor bedrijven die CO2-credits verhandelen of intrekken op vrijwillige CO2-markten, of die willen aantonen dat ze voldoen aan de hoogste internationale normen en regelgeving. In deze gevallen zijn hoogwaardige CO2-credits nodig om vrijwillige CO2-strategieën te ondersteunen en klanten of investeerders te voorzien van verifieerbare reducties of verwijderingen.
Certificering garandeert dat een derde partij de belangrijkste integriteitscriteria, zoals additionele effecten, permanentie, lekanalyse en robuuste basislijnen, waarborgt. Hierdoor kunnen bedrijven sterke, verdedigbare claims indienen.
Er zijn echter wel kosten en afwegingen aan verbonden. Certificering kost extra tijd en geld, en sommige standaarden zijn in het verleden bekritiseerd vanwege integriteitsproblemen. Zorgvuldigheid en nauwlettende aandacht voor actuele methodologieën blijven daarom cruciaal.
De Go Forest-aanpak
Go Forest hanteert dezelfde filosofie voor gecertificeerde projecten als voor niet-gecertificeerde projecten: de juiste bomen planten op de juiste locaties, met een sterke focus op lokale gemeenschappen en de gezondheid van het ecosysteem op de lange termijn. Projecten zijn meer dan alleen een overdracht van geld. Partners kunnen de impact ervan volgen via ons digitale platform, dat transparante monitoring en regelmatige updates over de projectvoortgang biedt.
Voor gecertificeerde projecten werken we samen met drie internationaal erkende standaarden. De Gold Standard legt de nadruk op duurzame ontwikkelingsdoelen en sterke voordelen voor de lokale gemeenschap. Plan Vivo is gespecialiseerd in gemeenschapsgerichte bosbouw en het delen van de opbrengsten met lokale kleine boeren. De Verified Carbon Standard (VCS) van Verra is het meest gebruikte programma wereldwijd en geniet brede erkenning op vrijwillige koolstofmarkten.
Door ons gemeenschapsgerichte model voor ecosysteemherstel te combineren met deze betrouwbare certificeringstrajecten, stelt Go Forest bedrijven in staat om het niveau van zekerheid en impact te kiezen dat het beste aansluit bij hun duurzaamheidsdoelen, terwijl tegelijkertijd wordt gewaarborgd dat elk project transparant en aantoonbaar blijft.
CSRD-rapportage voor gecertificeerde projecten
Gecertificeerde koolstofkredieten worden gunstiger behandeld onder CSRD, met name binnen ESRS E1, maar er gelden strikte openbaarmakingsregels. Bedrijven moeten het totale aantal ingetrokken kredieten in het verslagjaar openbaar maken, onderverdeeld in reductieprojecten (zoals het voorkomen van ontbossing) en verwijderingsprojecten (zoals herbebossing). Voor verwijderingsprojecten moet worden gespecificeerd of ze op de natuur gebaseerd zijn, zoals bossen en wetlands, of dat ze technisch zijn, zoals directe luchtafvang. Bedrijven moeten ook de certificeringsstandaard vermelden. Een ander belangrijk onderscheid is of projecten binnen de waardeketen van het bedrijf vallen of daarbuiten. Kredieten die gekoppeld zijn aan activiteiten in de waardeketen kunnen van invloed zijn op de Scope 1-3-inventarissen, terwijl kredieten van externe projecten afzonderlijk moeten worden gerapporteerd.
Als een bedrijf beweert netto nul of koolstofneutraal te zijn, zijn aanvullende openbaarmakingen vereist. Deze omvatten een uitleg over hoe de beweringen gepaard gaan met emissiereductiedoelstellingen, een verduidelijking dat credits een aanvulling vormen op, en geen vervanging zijn van, directe reducties, en een bewijs van de geloofwaardigheid van de gebruikte credits, inclusief permanentie en additionele waarde. ESRS E1 vereist ook dat koolstofcredits niet mogen worden opgenomen in bruto emissiereductiedoelstellingen. Voor netto nul-doelstellingen moeten bedrijven uitleggen hoe resterende emissies (na het behalen van 90 tot 95 procent reductie) zullen worden geneutraliseerd en de rol van credits in dat proces specificeren. Koolstofcredits verminderen de gerapporteerde emissies niet. Ze moeten afzonderlijk worden gerapporteerd en dubbeltelling is verboden.
Gecertificeerde projecten sluiten ook aan op ESRS E4, dat betrekking heeft op biodiversiteit en ecosystemen. Projecten die koolstofkredieten genereren, leveren vaak nevenvoordelen op, zoals verbetering van de biodiversiteit, herstel van habitats en natuurbehoud. Bedrijven dienen de projectlocatie en het ecosysteemtype, de biodiversiteitsdoelstellingen, de betrokkenheid van belanghebbenden en de lokale gemeenschap, de waarborgen en governance-maatregelen en de resultaten openbaar te maken.
Gecertificeerde projecten bieden onafhankelijke verificatie van sociale waarborgen en impact op de gemeenschap, waardoor de geloofwaardigheid van de CSRD-rapportage wordt versterkt. Standaarden zoals de Gold Standard vereisen vrije, voorafgaande en geïnformeerde toestemming, overleg met belanghebbenden gedurende de gehele projectlevenscyclus en klachtenprocedures voor zorgen vanuit de gemeenschap. Plan Vivo legt de nadruk op gemeenschapsgerichte benaderingen met langetermijnregelingen voor het delen van voordelen en participatieve monitoring. Deze validatie door een derde partij toont robuuste due diligence-processen aan, waarnaar direct kan worden verwezen in de ESRS S3-rapportage als bewijs van verantwoorde projectuitvoering. Certificering biedt de zekerheid dat de waarborgen voor de gemeenschap onafhankelijk zijn beoordeeld en gemonitord gedurende het project, wat geloofwaardig bewijs levert van positieve sociale resultaten naast milieuvoordelen.
Ten slotte moeten gecertificeerde projecten worden opgenomen in ESRS 2, dat betrekking heeft op governance, strategie en due diligence. Bedrijven moeten uitleggen hoe projecten aansluiten op hun duurzaamheidsstrategie en langetermijndoelen op het gebied van klimaat en biodiversiteit, materiële risico’s zoals niet-permanentie of lekkage openbaar maken en de governanceprocessen voor de selectie en financiering van projecten beschrijven. Ook de due diligence-procedures, inclusief onafhankelijke verificatierapporten en monitoring, moeten worden gerapporteerd.
Transparantie is cruciaal. Zelfs voor gecertificeerde projecten moeten bedrijven details over verificatie en certificering, monitoring- en rapportagemethoden, risico’s voor de duurzaamheid en eventuele aannames of beperkingen openbaar maken. Dit zorgt ervoor dat belanghebbenden de kwaliteit en geloofwaardigheid van koolstofkredieten en de bredere voordelen voor het ecosysteem duidelijk begrijpen, en voorkomt misleiding of overdreven beweringen.
Meer informatie en ondersteuning
Voor meer informatie kunt u onze website bezoeken of rechtstreeks contact met ons opnemen via info@goforest.be. Go Forest biedt zowel gecertificeerde als niet-gecertificeerde projecten met transparante monitoring via ons Impact Platform. We bieden begeleiding bij projectselectie en ecosysteemherstel op lange termijn, afgestemd op de duurzaamheidsdoelstellingen van bedrijven. Zo kunnen partners de ecologische en sociale resultaten van hun bijdrage duidelijk volgen.